Tuin
De tuin is in de loop der eeuwen geworden wat hij nu is: een vrolijke gebruikstuin.
Uit bewaard gebleven kladpapiertjes en inventarisaties weten we precies wat er in de voorbije eeuwen allemaal gegroeid en gebloeid heeft.
Je vindt er zowel oude als moderne elementen in terug. Zo staan er fruitbomen waarvan we weten dat diezelfde soort bomen er ook al in 1414 stonden. Verder staan er enkele 17e eeuwse wijnstokken en tegen de kerkmuur staat een minstens 250 jaar oude leipeer die elk jaar een gigantische hoeveelheid peren levert.
Het gras daarentegen is hetzelfde wat men op moderne rugbyvelden tegenkomt -het kan tegen een stootje waardoor er op ‘geleefd’ kan worden- en het wordt kort gehouden door een 21e eeuwse robotmaaimachine.
De bewoonsters hebben allemaal een eigen strookje grond waar ze naar hartelust hun tuinfantasieën op los kunnen laten.
In de kruidentuin verbouwen ze allerlei tuinkruiden.
In de tuin kan op de speciaal ontworpen zonnewijzer zowel de tijd als de sterfdag van Frans Loenen (24 oktober) afgelezen worden.
’s Avonds wordt de tuin verlicht door een viertal originele gaslantaarns.
Bij speciale gelegenheden kunnen er ook twee “oude” olielantaarns aangestoken worden.
In de tuin staan een viertal tuinbanken. Deze zijn voorzien van een voetenplank om het krijgen van koude voeten te voorkomen.
In iedere bank is de hofspreuk ‘BENE VIXIT QUI BENE LATUIT’ (Wie in de luwte leeft, leeft goed) uitgebeiteld.
Het is inderdaad goed leven in de hoftuin.